Honza/Hotel Pupp

Honza en / of Hotel Pupp

’s Ochtends werden wij wakker in een zonovergoten kamer. Aan de ene kant alleen maar bomen, in de verte Karlovy Vary in het dal.

In de eetzaal, een grote ronde ruimte met rondom ramen, stonden twee tafels gedekt voor ons, met aan elke tafel voor twee mensen een copieus ontbijt uitgestald. Te veel. Zeker voor mijn kleine (gbp) maagje. Maar ondanks dat, gewoon te veel. Waarom moest alles zo overdadig zijn tegenwoordig.     We nipten van de spijzen en dronken koffie en thee. Daarna gingen de ‘kinderen’ via een pad door het bos naar het dal, richting Karlovy Vary. Ik zwaaide ze uit en zag dat naast Rudi er nog een hond in hun gevolg te zien was. Onderwijl hoorde en zag ik hen gebaren dat de hond weg moest. Kssjjjt!

Na een uur verscheen een app met een foto: ‘We hebben een probleem. Kun je vragen van wie deze hond is?’ Ik ging naar de receptie. Daar zat de zelfde vrouw die het ontbijt verzorgd had, de kleine in de shabby rok en bloes, met het ‘gitzwarte’ haar. De hond bleek van haar of van haar dochter, in ieder geval was hij bekend. En hij bevond zich nu op zo’n zes kilometer afstand, in de stad. Het gaf een hoop onrust toen men begreep hoe de vlag erbij stond.

Na wat geharrewar met de dochter (nam ik aan) ging de oudere vrouw mij voor in een klein autootje, richting stad. En omdat zij eigenlijk niet gemist kon worden in het hotel, had ze flink de vaart erin. Ik scheurde achter haar aan. Beneden aangekomen bij hotel Pupp stapte de vrouw uit. In haar handen had zij nu een doorzichtig boterhamzakje met een halfpond afgesneden worstvariatie, in plakjes, een soort Bassieworst. Op dat moment kwam er een app van mijn dochter: ’De hond is weg gerend. Ik wilde hem een riem omdoen en toen rende hij ineens heel hard weg.  En we staan niet bij het goede hotel, we komen er aan.’ Ik deelde het de vrouw mee. Geïrriteerd vertrok ze. Huiswaarts.

Ik parkeerde mijn auto op een privéparkeerplaats aan een beek, kocht een kaartje en we liepen (nog maar met één stok) een bruggetje over naar de andere zijde. Een pad waar Goethe blijkbaar ook wandelde, tijdens zijn leven. Zo stond er geschreven bij zijn borstbeeld. Ineens verscheen uit het niets over Goethes schouder glurend Honza,  de naam die wij de hond gegeven hadden omdat alle mannen in Tsjechië Honza heten, of Jan, wat blijkbaar hetzelfde betekent daar. Honza keek en rende naar ons toe. Het was allemaal om Rudi te doen, die, hoewel ook een mannetje, altijd andere mannetjes achter zich aan had. Wij paaiden hem door rustig te blijven staan en te aaien.

Ik belde ons hotel en binnen tien minuten stonden moeder en dochter (?) nu bij ons. Met een riem. Honza werd beloond dat hij ‘a good boy’ was en Maria ontplofte bijna van ergernis omdat Honza al hun tijd verpest had en er geen bedankje af kon. ‘Een fucking domme kuthond,’ vertaalde mijn dochter het in haar altijd fijnbesnaarde eigen woorden. Van wie ze dat toch geleerd had…… (de gevleugelde uitspraak van mijn kinderen achterin de auto zittend: ‘Snap jij nou dat we gewoon ‘papa’ en ‘mama’als eerste woordjes hebben geleerd…..?’ Ik verklaarde het altijd dat het voortkwam uit mijn ‘Gilles de la Trourette.’)

 

 

 

Hotel Pupp

Wij togen nu naar hotel Pupp. Sinds we gehoord hadden dat daar Casino Royale ten dele opgenomen was (de James Bond film uit 2006) wilden we dat wel zien. Hoewel het ons eigenlijk vooral om de naam ging. Hoe vaak we die niet uitspraken. Of door anderen lieten uitspreken, de weg vragend. Hilariteit. Kinderachtig maar wél leuk!

Hotel Pupp bleek totaal vergane glorie tegen woekerprijzen. In eerste instantie kozen we de verkeerde ingang, naar het hotel of de eetzaal. Alles kraakte onder onze voeten, ik was bang door de vloer te zullen zakken, hoewel mijn gewicht met ruim een derde toch inmiddels was afgenomen.    We moesten nog even doorlopen om de juiste ingang te vinden naar het café. Daar namen wij plaats op een bankje in een ruimte die enigszins deed denken aan Americain, of misschien Krasnapolski in een slechte versie. Of het ooit in brand gevlogen Hotel Polen. De ruimte leek dubbel zo groot door alle spiegels langszij.  Meer een Belgische spiegeltent dus.

Er kwam een keurige ober aan en wij bestelden vier hete chocolade en een stukje cake. De chocolade was, zoals vaker in Tsjechië, een soort hete pudding.                                        Rudi vloog gelukkig de bediening deze keer niet aan, zoals hij wel gewoon was te doen en wij hem dan vaak tegen de grond moesten drukken, uit schaamte.

De rekening was het driedubbele van wat we, tot heden, gewend waren geweest te betalen. Pupp was niet niks. Geen kattenpis.

Nadat we ons gelaafd hadden aan de chocoladepudding liepen wij de stad in. Ik ging aanvankelijk mee, maar bleef uiteindelijk toch achter op een bankje. De gracht was mooi, de huizen eveneens. Het was vooral niet zo druk als in Praag (dat sinds de laatste keer dat ik er was ergens begin ‘80, bedolven werd onder toeristen).  Ik wachtte, ondertussen mijn ogen uitkijkend naar Chinezen, Russen, en andere toeristen. Niemand ging een winkel in, de eigenaren stonden te somberen in de deuropening. En na enige tijd kreeg ik een app: ’Mam, je mist niks. Het is hier Disneyland.’